Eggermont Van Eyndhoven Crommen Geelhand Barbaix

Vruchten van eigen goederen niet afgezonderd? Niet noodzakelijk sprake van vermenging

| Ayfer Aydogan

Een degelijke vermogensplanning vergt steeds een klare kijk op de bestanddelen van het vermogen. Wanneer de betrokkene een persoon is gehuwd onder een gemeenschapsstelsel, is dat soms geen eenvoudige opdracht. De goederen van deze echtgenoten zijn ‘eigen’ of ‘gemeenschappelijk’. Goederen die een echtgenoot reeds had vóór het huwelijk of die hij (vóór dan wel tijdens het huwelijk) via schenking of erfenis heeft gekregen, zijn in principe eigen goederen.

Het is de plicht van de adviseur om bij het voorgaande de aanvulling te formuleren dat de vruchten van eigen goederen daarentegen in de regel gemeenschappelijk zijn. Soms heeft een schenker/erflater hierop geanticipeerd en is in het schenkingsdocument/testament bepaald dat ook de vruchten eigen zijn. In dat geval is het statuut duidelijk: het geschonken/geërfd goed is een eigen goed van de echtgenoot-verkrijger, inclusief de vruchten ervan.

Het komt echter regelmatig voor dat er geen aandacht besteed is aan het lot van de vruchten en deze bijgevolg op grond van de wet gemeenschappelijk zijn. Een voorbeeld: X en Y zijn gehuwd onder het wettelijk stelsel. De vader van X schenkt hem een effectenportefeuille van 100.000 EUR. Over de jaren heen brengt de portefeuille 20.000 EUR op (i.e. vruchten, geen meerwaarde). Na de vermelde duiding zal X in de praktijk vaak veronderstellen dat de portefeuille zijn eigen goed is en de opbrengsten gemeenschappelijk zijn. De adviseur zal deze visie tegenspreken en aangeven dat:

  • als de opbrengsten niet apart geadministreerd zijn (vaak door het automatisch afleiden van de opbrengsten naar een afzonderlijke rekening die de meeste financiële instellingen aanbieden), er eigen vermogen en gemeenschappelijk vermogen ‘vermengd’ is;

  • er dan niet meer kan worden vastgesteld wat eigen en wat gemeenschappelijk is;

  • bijgevolg alles vermoed wordt gemeenschappelijk te zijn;

  • bij het overlijden van één van de echtgenoten de fiscus ook van gemeenschappelijkheid zal uitgaan;

  • de echtgenoot voor zijn eigen vermogen wel een vergoeding kan eisen van het gemeenschappelijk vermogen voor de ‘opslorping’ van zijn portefeuille;

  • de fiscus met die vergoeding echter geen rekening houdt als het echtpaar gemeenschappelijke kinderen heeft.

Niet zelden vraagt men dan aan de adviseur of deze situatie niet op een of andere manier kan worden rechtgezet (vb. omdat de andere echtgenoot ernstig ziek is of omdat de geschonken goederen gewoon gemoedsrust geven aan de echtgenoot-begiftigde voor als de relatie ooit op de klippen zou lopen). De oplossingen die hiervoor in de praktijk gesuggereerd worden (vb. vervroegde betaling vergoeding door gemeenschappelijk vermogen, uitbreng uit de gemeenschap, …) hebben specifieke gevolgen die op zich niet steeds wenselijk zijn.

Men moet zich daarom de vraag stellen of dergelijke rechtzetting wel nodig is en of een eigen goed wel effectief opgaat in het gemeenschappelijk vermogen als de vruchten ervan niet afgezonderd zijn. In het licht van het arrest van het Hof van Cassatie dd. 4 september 2020 kan men hieraan twijfelen. Het Hof stelt in dat arrest:

De echtgenoot die een vergoeding vordert ten laste van het gemeenschappelijk vermogen, moet bewijzen dat eigen gelden in dat gemeenschappelijk vermogen zijn terechtgekomen. Hij dient meer bepaald te bewijzen dat er vermenging is opgetreden tussen de eigen gelden en de gemeenschapsgelden. De loutere omstandigheid dat tijdens het huwelijk eigen gelden zijn terechtgekomen op een bankrekening, hetzij op naam van beide echtgenoten hetzij op naam van een van beide echtgenoten, waarop het wettelijke vermoeden van gemeenschap van toepassing is, volstaat daartoe niet.”

In de rechtsleer is uit deze rechtspraak afgeleid dat de loutere aanwezigheid van eigen gelden en gemeenschapsgelden op één rekening niet op zich betekent dat er vermenging is. M.i. is die analyse juist. Er moet dus méér zijn om aan te nemen dat de portefeuille in het voorbeeld tot het gemeenschappelijk vermogen behoort. Wat ‘méér’ nodig is, is op heden nog niet scherp. Zijn bijstortingen of het feit dat er elementen uit de portefeuille gelicht zijn van aard om tot vermenging te besluiten?

Betekent het loutere feit dat een eigen goed vruchten genereert die tot het gemeenschappelijk vermogen behoren maar die niet afgescheiden worden van het eigen goed dan wel dat er ‘vermenging’ is? In het licht van het vermelde arrest is dat ernstig betwistbaar(1). De langstlevende echtgenoot zou er daarom goed aan doen om zijn eigen goederen te vermelden in de aangifte nalatenschap van de overledene mét de gestoffeerde mededeling dat er van vermenging geen sprake is. Het standpunt van de fiscale administratie terzake is niet bekend. Men kan dan ook bezwaarlijk gewag maken van een fout in de aangifte, zelfs niet als finaal geconcludeerd wordt dat het toch gemeenschappelijke goederen zijn.

Ayfer Aydogan

(1) Deze rechtspraak is ook in harmonie met artikel 3.12 BW: “De vermenging van soortgoederen die volledig of gedeeltelijk het voorwerp uitmaken van verschillende voorafbestaande zakelijke rechten, laat die zakelijke rechten onverlet. De titularissen van de betrokken zakelijke rechten op de vermengde goederen kunnen hun recht op de vermengde goederen uitoefenen in verhouding tot hun rechten."