Eggermont Van Eyndhoven Crommen Geelhand Barbaix

Ouderschapsverlof en de verkrijging van de Belgische nationaliteit

| Sven Eggermont

Onder bepaalde voorwaarden kan een vreemdeling de Belgische nationaliteit verkrijgen door een verklaring af te leggen. In twee gevallen moet daarvoor de maatschappelijke integratie worden bewezen en in één van die twee gevallen kan die maatschappelijke integratie onder meer worden bewezen door aan te tonen dat de vreemdeling gedurende de voorbije vijf jaar “onafgebroken” heeft gewerkt als werknemer en/of als statutair benoemde en/of als zelfstandige in hoofdberoep.

Een vrouw met een vreemde nationaliteit legde begin 2020 zo’n nationaliteitsverklaring af voor de ambtenaar van de burgerlijke stand te Wemmel. De procureur des Konings te Halle-Vilvoorde adviseerde ongunstig: de vrouw had namelijk gedurende drie maanden ouderschapsverlof opgenomen en had daardoor niet “onafgebroken” gewerkt gedurende vijf jaar. De Nederlandstalige familierechtbank te Brussel vond dat negatief advies (uiteraard) onterecht, maar het openbaar ministerie ging in hoger beroep. Het standpunt van het parket bleef dus dat het opnemen van ouderschapsverlof betekende dat de tewerkstelling niet “onafgebroken” was.

Na een prejudiciële vraag van het hof van beroep te Brussel, moest het Grondwettelijk Hof oordelen of de voorwaarde van de “onafgebroken” tewerkstelling gedurende vijf jaar al of niet in strijd is met de grondrechten, zo geïnterpreteerd dat die voorwaarde niet vervuld is wanneer de betrokkene ouderschapsverlof opneemt. Meer bepaald was de vraag aan de orde of die regel niet een schending zou betekenen van 1) het recht op de eerbiediging van het gezinsleven en/of van 2) het recht van het kind op maatregelen en diensten die zijn ontwikkeling bevorderen.

Bij arrest van 9 juni 2022 beantwoordde het Grondwettelijk Hof die vraag gelukkig bevestigend: in de genoemde interpretatie worden de rechten van zowel ouder als kind inderdaad geschonden. Het is niet aanvaardbaar dat er “aanzienlijke negatieve gevolgen” verbonden zijn aan het opnemen van ouderschapsverlof, op het vlak van de verkrijging van de Belgische nationaliteit. Het ouderschapsverlof laat ouders toe voor hun kinderen te zorgen en bevordert op die manier het gezinsleven en de ontwikkeling van het kind. Bovendien wordt in het bijzonder voltijds ouderschapsverlof voornamelijk opgenomen door vrouwen en voornamelijk relatief kort na de geboorte, zo stelt het Hof vast, waardoor voornamelijk vrouwen en zeer jonge kinderen het slachtoffer zouden zijn van de onevenredige gevolgen van de bepaling (geïnterpreteerd zoals beschreven).

De wetgever beschikt weliswaar over een ruime beoordelingsmarge bij het bepalen van de voorwaarden waaronder de Belgische nationaliteit kan worden verkregen, maar voor een inmenging in het recht op de eerbiediging van het gezinsleven is een dwingende maatschappelijke behoefte vereist, die er hier niet is. Enkel wanneer de voorwaarde van de “ononderbroken” tewerkstelling gedurende vijf jaar zo wordt geïnterpreteerd dat het ouderschapsverlof opgenomen tijdens die periode van vijf jaar geen onderbreking vormt van de tewerkstelling aan de hand waarvan de maatschappelijke integratie kan worden bewezen, is de voorwaarde bestaanbaar met de grondrechten, zo besluit het Hof.

Het is jammer voor de betrokken vrouw (en mogelijk ook voor haar kind) dat het zo’n lange strijd is geweest, maar ze zal zich binnenkort dus toch Belgische mogen noemen, ook al is ze gedurende drie maanden thuis gebleven om voor haar kind te zorgen…

Sven Eggermont