Eggermont Van Eyndhoven Crommen Geelhand Barbaix

Forfaitaire vergoeding wegens schending van de Antidiscriminatiewet is niet belastbaar in hoofde van de werknemer

| Kim Jans

Het Arbeidshof heeft aan een werknemer een forfaitaire vergoeding toegekend wegens schending van de Antidiscriminatiewet door de voormalige werkgever. Specifiek werd de werknemer bij haar ontslag discriminatoir behandeld wegens haar gezondheidstoestand. In dit verband rijst de vraag of deze vergoeding een belastbare bezoldiging uitmaakt in hoofde van de werknemer.

Overeenkomstig het administratieve standpunt is een schadevergoeding die een werknemer van zijn/haar werkgever verkrijgt enkel dan niet belastbaar indien een Arbeidsrechtbank of -hof, in een specifiek geval, beslist om de vergoeding toe te kennen wegens morele schade ingevolge een fout begaan door de werkgever uit hoofde of naar aanleiding van het stopzetten van de arbeid of het beëindigen van de arbeidsovereenkomst. Bovendien moet de werknemer aantonen dat de werkgever een fout heeft begaan, niet door de verbreking maar bij de verbreking van de arbeidsovereenkomst en dat die fout een persoonlijke individuele schade heeft veroorzaakt die niet wordt gecompenseerd door de opzeggingstermijn noch door de betaling van één of meerdere vergoedingen die zijn voorzien in het arbeidsrecht in het algemeen.

Wat betreft de vergoeding die de werknemer verkreeg wegens schending van de Antidiscriminatiewet, stelde de fiscale Administratie dat deze vergoeding een schade herstelt van beroepsmatige aard. Hierbij verwees de Administratie naar de forfaitaire berekening van de vergoeding en naar het feit dat er geen rekening werd gehouden met een daadwerkelijk ondergane individuele morele schade. Om deze redenen was de vergoeding, volgens de Administratie, belastbaar als een bezoldiging van werknemers op grond van artikel 31, tweede lid, 3° WIB 1992, met name een vergoeding verkregen uit hoofde of naar aanleiding van het stopzetten van de arbeid of het beëindigen van een arbeidsovereenkomst.

De werknemer argumenteerde daarentegen dat deze vergoeding een schadevergoeding betrof specifiek voor persoonlijk geleden individuele morele schade en niets te maken heeft met enige compensatie voor het verlies van belastbare beroepsinkomsten. De vergoeding waartoe de voormalige werkgever werd veroordeeld, betrof een schadevergoeding voor fouten begaan bij de verbreking van de arbeidsovereenkomst (met name een discriminatoire en kennelijk onredelijke handelwijze).

ECGB Advocaten kon de Rechtbank van Eerste Aanleg Antwerpen, afdeling Antwerpen (Rb. Antwerpen 1 oktober 2021, nr. 20/1756/A) overtuigen dat de forfaitaire vergoeding die de werknemer heeft verkregen wegens schending van de Antidiscriminatiewet door de voormalige werkgever, een niet belastbare vergoeding vormt.

De Rechtbank stelde vast dat de werknemer de vergoeding verkreeg omdat zij discriminatoir werd behandeld wegens haar gezondheidstoestand, zijnde aldus haar persoonlijke situatie. Het gegeven dat de vergoeding forfaitair werd berekend op basis van de bezoldiging van de werknemer en dat artikel 18, §2, 2° van de Antidiscriminatiewet verwijst naar materiële en morele schade heeft, volgens de Rechtbank, geen gevolgen voor het karakter van de vergoeding, met name dat deze niet beroepsmatig van aard is. Daarenboven was niet aangetoond dat de vergoeding geheel of gedeeltelijk werd berekend om een verlies van belastbare beroepsinkomsten te compenseren.

Voormeld vonnis is definitief geworden na betekening ervan aan de fiscale Administratie.

Indien U nog vragen heeft, aarzel dan niet om ons fiscaal team te contacteren.

Mark Crommen, Jef Van Eyndhoven en Kim Jans