Eggermont Van Eyndhoven Crommen Geelhand Barbaix

Cassatie bevestigt : sterfhuisclausule ook onbelast wanneer inkorting wordt bekomen.

In een vorig nieuwsbericht meldden wij dat het Hof van Cassatie heeft beslist dat noch art. 5 (oud), noch art. 7 (oud) W.Succ. op een “sterfhuisclausule” van toepassing is, nadat het eerder reeds de toepassing van enkel art. 5 (oud) W.Succ. had uitgesloten.

Op 24 maart ll. besliste het Hof bovendien dat, ook wanneer de kinderen de inkorting van de sterfhuisclausule als huwelijksvoordeel vorderen en bekomen, het ingekorte gedeelte vrij van erfbelasting is.

Het Hof stipt eerst aan dat successierechten enkel kunnen worden gevorderd op grond van de algemene regel (art. 1,1° jo. 2 W.Succ.) of op grond van een fictiebepaling (art. 4 tot en met 14 (oud W.Succ.), zoals in deze art. 5 (oud) W.Succ.

Vervolgens stelt het Hof dat “een huwelijksvoordeel (…) niet in de nalatenschap (valt) maar behoort de langstlevende echtgenoot toe ingevolge de vereffening en verdeling van het huwelijksvermogensstelsel. De inkorting van het voordeel heeft niet tot gevolg dat het voordeel alsnog in de nalatenschap valt en derhalve onderworpen zou zijn aan het successierecht. Het middel dat ervan uitgaat dat de inkorting van het huwelijksvoordeel tot gevolg heeft dat het voordeel steeds in de nalatenschap valt, ook buiten het geval dat het voordeel bij toepassing van artikel 5 Wetboek Successierechten wordt gelijkgesteld met een legaat, faalt naar recht”.

Dat is duidelijke taal en volkomen in overeenstemming met letter en geest van het Wetboek Successierechten.

De vraag is echter of een ingekort huwelijksvoordeel in de nalatenschap valt als dit voordeel op grond van art. 5 W.Succ. belastbaar zou zijn in hoofde van de langstlevende echtgenoot. Het voordeel valt in ieder geval niet in de nalatenschap in de zin van de art. 1,1° jo. 2 (oud) W.Succ. Het kan hoogstens in de “fictieve nalatenschap” vallen. Maar art. 5 W.Succ. belast enkel het voordeel dat aan de langstlevende echtgenoot toekomt, en niets anders, en kwalificeert enkel die echtgenoot als fictieve legataris. En art. 5 W.Succ. is een uitzonderingsbepaling die strikt moet worden geïnterpreteerd…

N. Geelhand de Merxem

(Cass. 24 maart 2017, nr. F.15.0189)